Van keukentafel tot echte schrijverskamer
Manon Sikkel is schrijver en journalist. Na haar studie psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en literatuurwetenschap aan de London School of Economics volgde ze de postdoctorale opleiding wetenschapsjournalistiek aan de School voor Journalistiek in Utrecht. Acht jaar schreef ze de kinderpagina’s voor Natuurbehoud, het tijdschrift van Natuurmonumenten. Ook schreef ze voor bijna elke krant en elk tijdschrift dat er bestaat, waaronder Allerhande, Grasduinen, Vrij Nederland, Viva, Marie Claire, Arts en Auto, De Liefde, Yoga Magazine en Mind Magazine. Vier jaar was ze redacteur bij Psychologie Magazine. In 2011 vertrok ze daar omdat ze het werk niet meer kon combineren met kinderboeken schrijven. In diezelfde tijd schreef ze ook een lesmethode over natuur en techniek. Ze publiceert nog geregeld in het Parool, Psychologiemagazine, Quest Psychologie, Libelle of voor de Vlaamse Opera in Antwerpen. Tot 2019 werkte ze ook voor de Erasmus Universiteit Rotterdam en maakte social media posts voor de politie. Nu schrijft ze vooral kinderboeken en is sinds 10 april 2019 officieel de Nederlandse Kinderboekenambassadeur. Meer over Manon op haar website.
‘Voor corona had ik wekelijks twee tot drie schoolbezoeken. Als ik op een school kom, vragen kinderen altijd naar mijn werkkamer en mijn werkdag. Ik zou ze graag een mooi verhaal vertellen, maar mijn dagen zijn vaak niet heel spannend. Meestal sta ik om negen uur op, ga douchen en krijg heel lief een kop koffie van mijn man. Om tien uur ga ik dan naar mijn werkkamer. Vroeger ging ik eerst mijn mails lezen maar dat doe ik niet meer. Het is zonde om het beste moment van de dag te besteden aan mails. Ik werk meestal tot een uur, ga dan lunchen en ga vervolgens door tot een uur of vijf. Lang werkte ik tot middernacht door, maar nu maak ik niet al te lange dagen meer.
Thuis werk ik het beste als mensen op kantoor, met vaste tijden en goed doorwerken. Mensen met een vaste baan denken bij een vrij beroep vaak aan vrijheid, terwijl mensen met een vrij beroep vaak veel meer uren maken dan ze denken. Ze vinden hun werk leuk en hebben geen baas die ze tegenhoudt. Ook ik heb genoeg energie om alsmaar door te gaan en zou elke dag wel twintig uur kunnen werken, maar dat gaat ten koste van je sociale leven. Vroeger ging ik maar door, ook in de weekenden en avonden. Het heeft me lange tijd gekost voordat ik kon zeggen: dit is niet goed, daar moet ik mee stoppen.
‘Toen ik voor mezelf begon, heb ik me voorgenomen om alle schoolvakanties vrij te zijn’
Ik ben 23 jaar geleden freelancer geworden. Mijn dochter was toen een jaar oud. Ik werkte op dat moment bij een uitgeverij en zat een groot deel van de dag in de trein. Toen ik voor mezelf begon, heb ik me voorgenomen om alle schoolvakanties vrij te zijn. Op die tijden was ik offline en thuis. De rest van de tijd werkte ik non-stop, tot ’s avonds laat. In het begin huurde ik een kantoor met andere journalisten. We vonden dat ontzettend leuk. Kantoortje spelen, samen lunchen en elkaar naar de vakanties vragen. Als een soort vriendinnengroep. In wisselende samenstellingen merkte ik wel dat het niet om de plek gaat, maar om de combinatie met leuke mensen. Mensen die strakke deadlines begrijpen, die weten hoe het is om even geen opdrachten te hebben, of opdrachtgevers die niet betalen.
Uiteindelijk kost zo’n plek huren best veel geld. Ik had een werkplek in Amsterdam voor 300 euro per maand. In principe kan ik overal werken. Ik heb alleen een laptop nodig en die kan overal staan. Negen jaar geleden ben ik gescheiden en daardoor zag ik mijn kinderen minder, nog maar de helft van de tijd. Dat vond ik lastig. Ik had altijd tijd voor ze vrij gemaakt en nu zie ik ze minder door de scheiding. Ik besloot mijn tijd beter te gaan verdelen en thuis te gaan werken. De kinderen gingen toen naar de middelbare school gingen en als ze thuiskwamen, was ik er altijd. Gingen ze naar hun kamer, dan ging ik weer keihard aan de slag.
‘Ik heb als kind meegekregen dat tijd met je ouders belangrijk is’
Door aan de keukentafel te gaan werken, zorgde ik dat ik er was. Later herinner je je de opdrachten waar je aan werkte vaak niet meer, maar de tijd met je kinderen wel. Met ouder worden en grote gebeurtenissen zoals de scheiding ben ik me er bewuster van geworden dat tijd mijn meest kostbare goed is. Mijn moeder was kinderpsycholoog en zij studeerde thuis toen ik nog kind was. Ze deed dat altijd in de nacht. Mijn vader ook, hij studeerde op dat moment rechten. Als wij sliepen, gingen onze ouders studeren. Om de beurt, vier uur op, vier uur af. Ik heb hierdoor als kind meegekregen dat de tijd met je ouders heel belangrijk is.
Zelf heb ik daarom ook de avonden en nachten gebruikt toen mijn kinderen klein waren. Nu heb ik een veel betere manier gevonden om geld te verdienen. Met minder uren werken en nooit meer in het weekend of ’s avonds. Dat heeft me wel moeite gekost want als zelfstandige is er geen grens aan je tijd. Je hebt sociale verplichtingen maar in principe kun je eindeloos doorwerken. Dat doe je ook snel omdat je het heel leuk vindt. Tijd is het meest kostbare goed dat ik zwaar moet verdedigen. Dat lukt me nu heel goed. Sociale media gebruik ik wel professioneel maar niet privé. Liever ga ik een wandelen dan een uur op Facebook naar de foto’s van mijn buurvrouw kijken. Ik loop veel en probeer vaak een tot twee uur te wandelen. Dat is tegelijkertijd werken, want onderweg bedenk ik verhalen.
‘Mijn eerste werkkamer was de beste kamer ever, maar het hele gezin gebruikte die’
Ik droomde altijd van een ouderwetse werkkamer thuis. Met hoge boekenkasten, een bank om te lezen en een groot, schoon bureau met een mooi uitzicht. Een echte schrijverskamer, dat was mijn grote droom. Vorig jaar zijn we van Amsterdam naar Den Haag verhuisd. Het eerste jaar hebben we een huis gehuurd met een prachtig tuinhuis met bovenin twee kleine kamertjes. Daar heb ik toen een werkkamer gemaakt. Met ramen aan twee kanten, gordijntjes en een bureau. Het was waanzinnig mooi. Helaas vond de rest van het gezin dat ook. Mijn man ging er muziek maken, mijn zoon hutten bouwen en mijn dochter zette er dozen met spullen neer. Al snel was het de lievelingskamer van iedereen in het gezin. Ik heb er zelf nooit gezeten. Of nou ja, ik geloof dat ik er één dag heb zitten schrijven. Het was de beste kamer ever, iedereen gebruikte die.
Na een jaar hebben we een huis gekocht uit 1897, met twee grote extra kamers. Mijn moeder is heel geëmancipeerd en vroeg meteen waar mijn werkkamer kwam. Ik wist toen: ik moet een kamer claimen. Mijn man wilde ook een kamer voor zijn muziek. Hij heeft de andere kamer gekregen en we slapen nu in een klein kamertje op zolder. Dat is prima. Nu heb ik eindelijk de werkkamer die ik altijd wilde. Alleen mijn dochter mag er af en toe gebruik van maken. Ze studeerde in Engeland en woonde een tijdje in Spanje, maar is nu vaker in Nederland. Ze gebruikt mijn kamer dan als een soort Parijs appartement. Dat kan ook heel goed omdat mijn kamer grenst aan een kleine logeerkamer. Verder mag niemand er gebruik van maken. Met vier kinderen, die vaak vrienden te logeren krijgen, moet ik mijn kamer echt bewaken.
‘Als de omgeving niet is opgeruimd, gaan alle gedachten naar de spullen om je heen’
Mijn werkkamer heeft vier meter hoge plafonds en een parketvloer. Ik heb openslaande deuren naar het balkon en aan de overkant uitzicht op het bos. Het is ook de enige plek in huis waar planten staan. Verder heb ik een grote boekenkast en een bureau dat altijd leeg is. Ik houd van weinig spullen. Ik werk het beste als er geen spullen om me heen zijn. Volgens mij zijn de meeste kinderboekenschrijvers super georganiseerd. Bij veel schrijvers is het rommelig in hun hoofd met een miljoen gedachten en verhalen. Als de omgeving niet is opgeruimd, gaan alle gedachten naar de spullen om je heen.
Als ik schrijf, zit ik in het verhaal in mijn hoofd. Ik leef in dat verhaal. Als een soort Playmobilkasteel met poppetjes. Ik moet niet naar dingen op mijn bureau kijken, want dan ben ik eruit. Bill gates heeft een ‘cabin in the woods’, een huisje in het bos waar hij zich soms een week terugtrekt met boeken. Dat is wat iedereen nodig heeft. Niet alleen schrijvers maar ook andere creatieve beroepen. Al is het maar een ‘cabin in the woods’ in je hoofd, zodat je niet wordt afgeleid door andere gedachten. Daardoor kom je op nieuwe ideeën. Voor de meeste zelfstandigen is hun hoofd en hun kennis van waarde. Een bloemverkoper kan werken zonder veel na te denken maar als je een concept of zinnen moet bedenken, moet je dat als een foto voor je zien. Daarvoor heb je ruimte in je hoofd nodig. Die ruimte raakt vol door een volle werkruimte en spullen om je heen.
‘Als schrijver kan ik maar aan één ding tegelijk werken’
Ik krijg wel energie van natuur en mensen om me heen. Geen gedoe, geen gezeik, geen to-do-lijstjes. Als journalist had ik die wel, maar als schrijver niet een. Een lijstje houdt je af van het verhaal. Waar ik als journalist aan zes dingen tegelijk kan werken, kan ik dat als schrijver maar aan één ding. Elke afleiding haalt je uit je verhaal. Het is als autorijden. Dat is saai, je zit maar op de weg. Je kunt wel naar muziek luisteren, maar niet je btw-aangifte doen. Een beetje afleiding kan wel, maar niet met iets wat aandacht vraagt.
Ook als ik niet in mijn mooie kamer zit, ben ik aan het werk. Als ik de vaatwasser inruim, gaat het verhaal in mijn hoofd door. Dat kan met laagdrempelige, eenvoudige taakjes, maar niet met taken die iets van mijn werkgeheugen vragen. Ik moet niet in mijn verhaal zitten en tegelijkertijd bedenken dat ik de garage nog moet bellen. Het bedenken van verhalen is nooit een probleem. Dat ik meer het kiezen welke ik ga uitwerken. Meestal heb ik wel tien verhalen in mijn hoofd. Verzinnen is het werk niet. Uitwerken, dat is het werk. Het werkdeel is mezelf dwingen om tijd en ruimte vrij te maken om kilometers te maken. Schrijven, schrijven, schrijven.
‘Als je iets echt wil, moet je daar tijd en ruimte voor claimen’
Ik heb lesgegeven op de schrijversvakschool, in een groep van zo’n tien tot twaalf leerlingen. Altijd mensen met een drukke baan waarbij er iets is gebeurt in het leven waardoor ze tijd willen vrijmaken om te gaan schrijven. Om een stok achter de deur te hebben, gaan ze dan een opleiding doen. Deze mensen hebben altijd een druk leven. Ze willen schrijven maar hebben geen tijd. Vaak vragen ze me waar ik de tijd vandaan haal. Stop eens met televisie kijken en sociale media checken, zeg ik dan. Dat scheelt een hoop tijd. Ook moet je een werkplek opeisen. Claim een plek met een deur die op slot kan. Als de deur dicht is, is het mijn tijd. Een half uur per dag is genoeg. Als je echt wil, moet je tijd en ruimte claimen om te doen wat je wil. Niet ergens gaan zitten waar je gestoord wordt. Of tijd besteden aan andere dingen.
Het kan een plek thuis zijn, maar ook de bibliotheek. Mijn moeder ging vaak naar de zolderkamer van vriendin, hoorde ik pasgeleden. Mijn moeder is nu 78 en heeft nog steeds haar eigen werkplek in huis. Op die plek is ze de baas over haar eigen tijd. Een werkkamer is meer dan handig. Die plek is van jou. Het is de plek waar je kunt doen waar je goed in bent. Dat zeg ik dan tegen mijn leerlingen maar ik zie aan hun hoofden dat ze het niet gaan doen. Het voelt egocentrisch om je plek op te eisen. Dat is moeilijk. Als zelfstandige doe je dat automatisch. Dan is het ook te verklaren. Voor andere mensen is het lastig. ‘Je bent altijd al weg en nu ga je ook nog op die kamer zitten’, is het verwijt dat ze vrezen. Toch heb je echt een eigen plek nodig om verder te komen.’