Marc ter Horst | Kinderboekenschrijver

Van steigerhout tot virusboek

Marc ter Horst (52) is kinderboekenschrijver. Dat wil zeggen: gemiddeld schrijft hij elk jaar een kinderboek. Daarnaast doet hij andere dingen. Marc groeide op boven een fietsenwinkel in Arnhem-Zuid. Daarna studeerde hij Algemene Literatuurwetenschappen in Nijmegen. Met de nodige moeite vond hij werk bij Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO). Daar ontdekte hij wat hij het beste kon: dingen in het kort duidelijk uitleggen en zorgen dat het ook nog leuk is om te lezen. In 2000 begon hij zijn eigen tekstbureau Rake taal. Al snel specialiseerde hij zich in teksten voor kinderen en jongeren: voor websites, voor musea en voor lesmateriaal aardrijkskunde, natuur en taal. Sinds 2014 schreef hij zes voornamelijk informatieve kinderboeken, over de aarde, natuur en klimaat. Vier hiervan vielen in de prijzen en zijn laatste boek ‘Palmen op de Noordpool’ is in meer dan tien landen verschenen. Marc woont samen en heeft twee kinderen. Meer over Marc en zijn boeken op zijn website.

‘Ik ben begonnen op een klein kamertje thuis, met een computertje en misschien zelfs een fax. Het was een klein hok, maar het ging best. Later zijn we naar Lent verhuisd. Daar heb ik een hele grote kamer gehad, een halve bovenverdieping. Op een gegeven moment vond ik het wel fijn om buiten de deur te gaan werken. Ik vond toen een ruimte aan de Berg en Dalseweg in Nijmegen. Dat was een vrij zakelijk bedrijvenpand. Sinds een jaar of twee zit ik in de Splendorfabriek, een enorm pand. In deze voormalige lampenfabriek zitten bijna alleen maar creatieve beroepen. Ik kon hier een iets grotere ruimte krijgen voor iets minder geld en ik ben er blijer. Het enige nadeel is dat het ontzettend gehorig is, maar dat heb ik er graag voor over.

Bij de fabriek kom ik achterom binnen, via een klapdeur die omhoog gaat met een druppel. Daar zet ik dan mijn fiets neer en ga de trap op. Bovenaan linksaf en dan de tweede deur links. Het is een ruimte van 20 vierkante meter ofzo. Best lelijk met een systeemplafond en systeemwanden. Daarom is het ook zo gehorig. Aan de voorkant zijn drie grote ramen en dat maakt het wel authentiek. Mijn bureau staat half midden in de kamer. Voor de ramen zetten kan niet, want dan kan het raam niet open. Ik zit met mijn rug naar de deur en kijk naar buiten, naar de Sint Annastraat.

‘Mooie dingen in mijn werkkamer helpen tegen de systeemwandjes’

Ik heb een steigerhouten bureau. Niet heel handig met een muis, maar wel mooi. Op dat bureau staat een flinke iMac en liggen boeken en dingen waar ik mee bezig ben. Links hangt een oude wereldkaart aan de muur en rechts staat een boekenkast. Die boekenkast heb ik op maat laten maken, ook van steigerhout. Met verschillende vakjes voor mijn boeken. Ook staan er in die kast naslagwerken, andere kinderboeken en atlassen. Ik heb ook een paar globes. Eén met een lampje, een als puntenslijper en een Glazen globe, de prijs voor beste aardrijkskundige kinderboek van de afgelopen twee jaar. Verder hangen er posters van mijn boeken aan de muur en heb ik hier en daar wat overgebleven promotiemateriaal.

Op het moment werk ik aan een nieuw kinderboek, over virussen. Heel origineel. Daar ben ik nu een paar maanden mee bezig. Na informatie verzamelen en een plan maken kreeg ik akkoord van mijn uitgever. En nu moet ik het gaan waarmaken. Het begint met een indeling. Wat moet erin en wat niet? En in welke volgorde? Voor het schrijven werk ik met Scrivener, een ideaal programma voor dit soort grotere projecten. Ik kan echt even blij worden als ik weer iets handigs ervan gebruik.

‘In de ochtend ben ik het meest productief’

Qua dagritme ben ik wel een kantoormannetje. Meestal begin ik tussen acht en negen. Zeker nu ik weer met een boek bezig ben. Ik heb een doel in mijn hoofd om de planning te halen en meestal ben ik om twee uur al dik tevreden met wat ik heb gedaan. De rest is dan bonus. In de ochtend ben ik het meest productief. Andere klusjes of afspraken plan ik in de middag, al krijg ik dan soms ook nog wel een opleving. Soms gaat het taai en moet ik mezelf dwingen om te blijven zitten en door te gaan.

Na de zomervakantie ben ik begonnen met schrijven. Tot nog toe gaat het best vlot, maar het is een ingewikkeld onderwerp dus het gaat nog wel moeizaam worden. Dan moet iets drie keer opnieuw of moet ik hele hoofdstukken weggooien. De eerste versie is altijd het leukst om te schrijven, ook al zijn niet alle hoofdstukken even leuk. Zodra ik stukken ga opsturen naar de uitgever, moet ik dingen gaan aanpassen. Meestal is het klein schaafwerk. Dat vind ik minder leuk maar omdat het om mijn eigen boek gaat, wil ik ook dat het zo goed mogelijk is. Ik ben dan blij met ieder stukje dat beter wordt. Bij teksten in opdracht zijn die correctierondes een stuk minder leuk.

’s Ochtends in bed kan ik wel liggen nadenken over waar ik mee bezig ben. Dat moment is ook productief. Even blijven liggen en denken over de eerste paar zinnen en dan een vliegende start zodra ik achter de computer zit. Al ga ik op mijn werkkamer vaak eerst naar Twitter, Nu.nl of Buienradar. Ik laat me graag afleiden en heb een app om me te blokkeren van sociale media. Maar dan ga ik alsnog totaal onnodig naar Buienradar of zo zitten staren. Ik zoek afleiding. Thuis had ik dat ook. Dan ging ik eerst stofzuigen en dan weer wat doen. Ik kan daar moeilijk weerstand aan bieden; de buitenwereld komt toch binnen.

‘Als je terugleest wat je hebt geschreven, is het vaak niet half zo briljant als je dacht’

Als je vastloopt kan het helpen om even te douchen, koffie te zetten of een stukje te gaan fietsen. Naar huis is een kort stukje maar toch is het vaak zo dat ik dan thuis snel de laptop weer openklap en nog iets opschrijf. Op mijn racefiets bedenk ik vaak creatieve dingen. Twee uur fietsen en de ideeën stapelen zich op. Het is net als alcohol, daar word je ook creatief van. Dat denk je tenminste. Je bedenkt van alles, maar gebruikt er uiteindelijk maar weinig van. Vroeger als student ging ik wel zitten schrijven met een pakje shag, een fles rode wijn, kaarsje aan, muziek erbij. Om in de sfeer te komen. Het zijn de rituelen van schrijvers. En als je terugleest wat je hebt geschreven is het vaak niet half zo briljant als je dacht.

Tijdens het werk drink ik veel koffie, meestal wel een mok of zes. Ik moet vaak lopen naar het vieze keukentje op de gang. We hebben daar een espressoapparaat en ik smeer daar ook mijn boterhammen. Het zou leuk zijn om ergens te lunchen maar dat gun ik mezelf dan weer niet. De boterhammen neem ik niet vanuit huis mee, dat vind ik zo droevig. Ik maak ze hier en eet ze achter de computer op. Vijf minuten later ga ik weer verder met mijn werk. Dat schijnt niet goed te zijn maar voor mij werkt het nu wel.’

Vergelijkbare verhalen