Van kantoorkamer naar schrijftuinhuisje
Rieke Veurink studeerde Nederlands (taalbeheersing en psycholinguïstiek), werkte op redacties van kranten en tijdschriften, en trainde honderden ambtenaren, communicatieadviseurs, netwerkengineers en bankmedewerkers in begrijpelijk en overtuigend schrijven. Sinds 2015 heeft ze haar onderneming Veurinc, samen met compagnon Hattum Hoekstra. Om de week werken ze een dag samen in haar schrijftuinhuisje in Hattem, in de tuin van het huis waar ze samenwoont met man Frank, twee tienerdochters en hond Bowie. Meer over haar werk op haar website.

Soms vind ik het moeilijk om te zeggen wat ik precies doe. Ik schrijf in ieder geval, samen met Hattum. We maken betere teksten, zeggen we altijd, teksten waarover is nagedacht. Dit kunnen beleidsplannen en visies zijn, maar ook iets dat gevoelig ligt of persoonlijk is. We doen ook aan ghostwriting. Vaak komt er advieswerk bij kijken; we helpen om een visie te vormen, vooral bij overheidsorganisaties en organisaties in zorg en onderwijs. Soms geven we ook schrijftrainingen.
Daarnaast doe ik onderzoek aan de Erasmus Universiteit naar taal. Schrijven is soms worstelen met belangen. Ik vul bijvoorbeeld dunne argumentatielijnen aan, en als dat niet lukt, lap ik teksten cosmetisch op, zodat dit minder opvalt. Ik ben niet de enige die dit doet. Voor mijn werk zie ik stapels beleidsdocumenten. En vaak wordt taal de Alabastine waarmee gaten in de realiteit worden dichtgesmeerd. Maar wat nou als we taal aan de vóórkant gebruiken om de kwaliteit van bijvoorbeeld visievorming te vergroten? Zou dat kunnen? En hoe zou dat dan werken? Dat onderzoek ik.
‘Ik kreeg behoefte aan meer rust op mijn werkplek’
Af en toe spreek ik af bij klanten, bijvoorbeeld voor overleg. Voorheen huurde ik samen met Hattum een etage in het advocatenkantoor van mijn man Frank. Het is een voormalig bankgebouw uit de jaren vijftig met drie etages, met op iedere etage drie kamers. Hattum en ik hadden twee kamers op de zolderverdieping. Ik kreeg behoefte aan meer rust op mijn werkplek. Het is gezellig om de hele dag mensen tegen te komen, maar dan krijg ik minder gedaan. Ik werk nu ongeveer een maand in een schrijfhuisje in onze achtertuin.


Eind 2024 hebben we dit tuinhuisje gebouwd. Het is van hout en goed geïsoleerd, heeft een gevel van glas en vloerverwarming. Van binnen is het een soort van een grote ruimte, vrij hoog en licht met ook ramen bovenin. Bij binnenkomst is links een keukenblokje, rechtdoor een badkamer met wc en douche en aan de rechterkant is de werkruimte. Tussen het keukentje en de werkruimte zit een schuifwand, zodat ik ze kan scheiden. Vanuit de werkruimte heb ik uitzicht op de tuin met gras, bomen, struiken en een houtopslag. Soms spelen daar twee muisjes tikkertje, heel grappig.
‘Met specifieke muziek snapt mijn brein dat er gewerkt gaat worden’
In de werkruimte heb ik een sta-zitbureau. Schrijven doe ik meestal zittend, maar hoe makkelijker het werk, hoe eerder ik ga staan. Ik heb altijd muziek aan: klassiek of piano voor serieus schrijven, en jazz of koffietent-achtige muziek voor redigeren en mailen. Ik heb specifieke albums op Spotify bij het schrijven en mijn brein snapt dan dat er gewerkt gaat worden. Op mijn bureau staan een bureaulamp, thermoskan met thee, kaarsenhouder en vaak ook een scanner voor internetbankieren. Het bureau is opgeruimd en niet groot, maar er is genoeg ruimte voor boekjes, schriftjes en stiftjes.


Aan een tweede bureau zit ik om de week een dag te werken met Hattum. In een kastje liggen boekjes, schriftjes en facturen. Een boekenkast moet ik nog kopen. Mijn boeken, waaronder alle werken van Simon Carmiggelt, staan nu in boodschappentassen in het badkamertje. In een glazen huisje staan twee porseleinen beeldjes van mijn overgrootouders: een eekhoorn bij een boompje, en twee vogeltjes, een lammetje en een geitje bij een boom en een huisje. De kleuren zijn voornamelijk wit, goud en groen. Mijn overgrootouders waren ondernemers, ze hadden een binnenvaartschip, daar komen deze beeldjes vandaan. Het verhaal dat erbij hoort, vind ik mooi.
De wanden hangen vol kunst. Posters van exposities die we ooit bezochten, foto’s en houtsneden. In de ruimte staat ook een foto van mijn vader en mij. Mijn vader is overleden, maar had een enorm schrijftalent. Zijn luchtige pen is inspirerend voor me, net zoals die van Simon Carmiggelt. Op deze foto ben ik ongeveer vier jaar oud. Ik sta op een klimrek en mijn vader staat eronder om mij op te vangen. Ik kijk semi-trots en angstig, omdat het klimrek toch wel hoog is. Verder heb ik een zelfgemaakt kommetje van pottenbakken dat verrassend goed is gelukt, en een deken van kleine vierkantjes die mijn oma in het verpleeghuis heeft gebreid. Ondanks haar beperkingen bleef ze creatief en na haar overlijden heeft de activiteitenbegeleider de vierkantjes aan elkaar genaaid tot een deken. Dat vind ik heel lief.


‘Over de paadjes loop ik in mijn pyjama naar het schrijfhuisje’
Ik begin graag heel vroeg in de ochtend met werken. Het eerste verhaal werk ik soms uit in mijn pyjama, daarna douche en ontbijt ik. Mijn schrijfhuisje ligt in een redelijk grote achtertuin, over de paadjes ben ik er in vijftig tot honderd stappen. Ik ben echt een ochtendmens en altijd vroeg wakker, rond zes uur of half zeven. Toen ik vroeger bij de krant werkte, kon ik echt opzien tegen de laatste dienst en dacht vaak: als ik maar helder en wakker blijf.



Het liefst werk ik tot elf uur in stilte en concentratie aan het uitwerken van interviews en teksten. Daarna heb ik vaak een interview. Vervolgens maak ik meestal een lunch van opgewarmde kliekjes. Ik houd van een warme lunch. Boterhammen als lunch vind ik een lastig verhaal. Daarna ga ik een stuk lopen met onze hond Bowie. In de middag rommel ik wat aan met overleggen en het beantwoorden van mails. Ook verwerk ik dan opmerkingen op teksten. Ik probeer mijn werk zo te plannen, en meestal lukt dat. Als het heel druk is, dan gaat het soms niet. Een interview om half negen of negen uur breekt de dag op en verstoort mijn ritme behoorlijk.
‘In mijn vrije middagen heb ik geen werk staan, maar het is er altijd’
Drie dagen in de week eindigt mijn dag om drie uur en twee dagen stop ik rond half zes. We hebben twee tienerdochters van vijftien en bijna achttien die zichzelf prima kunnen redden, maar ze vinden het fijn als er iemand thuis is. De andere twee dagen is Frank thuis. In mijn vrije middagen heb ik geen werk staan, maar er is altijd werk te doen. Als het uitkomt met afspraken van de meiden, werk ik soms door. Meestal babbelen we even als ze thuiskomen en daarna gaan ze hun eigen ding doen. Dan doe ik soms iets in huis, zoals koken voorbereiden of een boodschapje doen. Ik kan enorm genieten van de rust en het uitzicht in mijn schrijfhuisje. Ik heb dit schrijfhuisje pas kort, maar ik zou echt niet meer anders willen.